De historische gebouwen vormen een prachtige erfenis. Ook de nieuwste realisaties verdienen onze zorg. Het zijn pareltjes.

Hieronder vind je een overzicht van de belangrijkste gebouwen én hun bewoners.

Roofvogelvolière (1855-56)

Samen met de Egyptische tempel is dit gebouw het oudste gebouw van de dierentuin dat door Charles Servais in 1854 ontworpen werd. Het gebouw wordt momenteel in twee fasen -  eerst de heropbouw van de blauwe steen en daarna van de staalstructuur - heropgebouwd aan de zijde van de Ommeganckstraat waar het kleinere vogelsoorten zal huisvesten.

Egyptische Tempel (1856)

Met het ontwerp van dit gebouw beantwoordde Servais aan de fascinatie voor de Egyptische cultuur die in het Europa van het midden van de 19de eeuw heerste. 

Het gebouw is ontworpen volgens het Westers grondplan van een basilica waardoor de mogelijkheid ontstond om de grote centrale bezoekershal van bovenuit te verlichten via een lichtkoepel. Aan de ingang die tegelijkertijd ook de uitgang van het gebouw is, werd een groot voorportaal of peristilium opgericht waarvan de decoratieve schilderingen en het stukwerk met de grafitto-en moulagetechniek werden uitgevoerd.

De mozaïekvloer is een ontwerp van architect Emile Thielens uit 1901 ter vervanging van het waterbassin voor schildpadden dat moeilijk te onderhouden was.

Van bij het begin verblijven er olifanten in deze Egyptische tempel.

Moorse Tempel (1871)

Het gebouw werd in 1871 door Charles Servais ontworpen als verblijf voor loopvogels zoals emoes en struisvogels. In 1895 laat Emile Thielens het gebouw afbreken om het op de huidige plaats terug op te bouwen. Hierbij werden vier extra openingen gemaakt in de langse gevel. De decoratieve tegels, hoefijzerbogen en gietijzeren kolommen bleven behouden. Het is de woonplaats van de okapi.

Rotondevolière (1878)

Het gebouw werd zo genoemd naar de rotonde bekroond met een fijne, in smeedijzer uitgewerkte spits, die architect Charles Servais op het uiteinde voorzag. Deze rotonde en het fijne hekwerk raakten beschadigd tijdens de Tweede Wereldoorlog. 

Bij de herwaardering in 2014 werd het hekwerk uit de jaren ‘60  vervangen door hekwerk dat meer aansluit op de historische beeldtaal.

Er huizen pinguïns, flamingo’s en in het midden kleine vogelsoorten.

Lamagebouw (1886) en Hertengebouw (1890)

Architect Charles Servais ontwierp deze gebouwen in landelijke stijl. Ze werden ca 1900 uitgebreid door architect Emile Thielens. Vandaag maken ze deel uit van de logistieke zone.

Vogelgebouw (1893)

Van ‘het nieuw verblijf voor exotische vogels’ dat Emile Thielens ontwierp resteerde na de Tweede Wereldoorlog enkel nog de fin-de-sièclegevel. Architect René Grosemans bouwde de rest van het gebouw in 1948 herop. Samen met directeur Walter van den bergh ontwikkelde hij de donkere gang of het Antwerp Cage System, waarbij vogels enkel door duisternis van de bezoeker gescheiden zijn.

Neushoorngebouw (1894)

Oorspronkelijk waren er kamelen en dromedarissen en daarna kangoeroes in dit Neushoorngebouw gehuisvest. Om te beantwoorden aan de visie van directeur Walter van den bergh werd het gebouw heringericht tot gezond en warm winterverblijf voor de zeldzame witte neushoorn, die voor het eerst hier in een dierentuin buiten Afrika te bezichtigen was. In 2015-2016 werd het gebouw gerestaureerd en aangepast tot verblijf voor de Kaapse buffel en vogels. Het buitenperk maakt deel uit van de Buffelsavanne.

Feestzalencomplex en Wintertuin (1895-97)

In dit gebouw, een ontwerp van Emile Thielens, werden verschillende functies gecombineerd. Zo was er een feestzaal, een ‘promenoir’, een groot trappenhuis dat verbinding gaf met het op de verdieping gelegen natuurhistorisch museum, een leeszaal, een wintertuin, een restaurant, een café en een biljartzaal. Het is een sterk decoratief uitgewerkt eclectisch gebouw, waarbij gebruik gemaakt werd van staal om grote overspanningen mogelijk te maken. 

Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakte het gebouw, vooral aan de daken, koepels en de glas-in-loodramen zwaar beschadigd. Later in 1947 woedde er een brand in twee zalen van het Feestzalencomplex, waarbij het onherroepelijke schade opliep. De verbinding tussen de feestzaal en de Marmeren zaal, Darwinzaal en Verlatzaal werd met de bouw van de nieuwe feestzaal in 1958-60, een ontwerp van Rie Haen, verbroken. Deze historische verbinding werd met de bouw van de nieuwe Koningin Elisabethzaal in 2014-2016, een ontwerp van de Britse architecten SimpsonHaugh & Partner, opnieuw hersteld.

Kijk binnen via deze virtuele 360° rondleiding

Gebouwen aan het Koningin Astridplein (1898-99 en 1903)

Emile Thielens ontwierp deze gebouwen, inkompaviljoenen, een administratiegebouw, Café-restaurant Paon Royal en enkele jaren later een toegang tot de feestzalen, directeurswoning en vier winkelhuizen, beter bekend als het Dyksterhuis, in samenwerking met zijn toenmalig assistent Emiel Van Averbeke, schilder-decorateur Henri Verbuecken en ontwerpers-meubelmakers Alban Chambon en Georges Hobé. De stijl leunt, met het sierlijk smeedwerk, de mozaïeken, tegelpanelen en het gebeeldhouwd steenwerk, sterk aan bij de art nouveau. Tijdens de Tweede Wereldoorlog en bij een brand in 1947 liepen deze gebouwen heel wat schade op. Van het art nouveau-interieur bleven enkel de houten lambrisering en deuromlijstingen met inlegwerk van de voormalige salons op de eerste verdieping - nu de Jacques Kets Room en het Directeurskantoor – bewaard. De Beheerraadzaal of Bugatti Room werd in 1953 heringericht in art deco-stijl.

Kijk binnen via deze virtuele 360° rondleiding

Latteria (1898-99)

Deze modelmelkerij in neo-Vlaamse renaissance stijl, ontworpen door Emile Thielens en Emiel Van Averbeke, werd naast het Apenpaleis ingeplant, omdat men dacht dat de aanwezigheid van herkauwers tuberculose bij primaten kon afweren en voorkomen. Met deze tbc-vrije kwaliteitsmelk, die de dieren leverden, werden de kinderen van de Antwerpse burgerij grootgebracht. De melk werd tot 1915 en van 1923 tot en met 1934 huis aan huis verkocht. 

In 2016 werden de oorspronkelijke binnenruimtes geherwaardeerd en werd op het gelijkvloers een ‘Latteria’ ingericht.

Kangoeroegebouw (1898) en Makigebouw (1901)

Beide gebouwen in landelijke stijl werden ontworpen door Emile Thielens.
Bij de herwaardering in 2015 van het Kangoeroegebouw - nu een koalaverblijf - werd gewerkt aan de doorwaadbaarheid van het gebouw. De bezoeker werd door middel van nissen in het gebouw gebracht om de dieren te kunnen bewonderen. De kleurrijke palissaden uit 2005 maakten plaats voor een rij leihaagbeuken. 

Het Makigebouw is gedecoreerd, in tegenstelling tot wat toen gangbaar was, met echte houten boomstammen in plaats van boomstammen uit cementrustiek. In 2014 werden de daken gerestaureerd. Men kan er de boomstekelvarkens vinden.

Grand Café Flamingo (1903)

Het gebouw dat dienst deed als café-patisserie werd door Emile Thielens ontworpen in neo-Lodewijk XVI stijl. Bij de heropbouw na de Tweede Wereldoorlog breidde René Grosemans het gebouw uit om meer bezoekers te kunnen ontvangen, waardoor de glazen luifel aan de oostzijde verdween. 

Bij de herwaardering in 2016 werden de storende toevoegingen zonder historische waarde weggenomen om het oorspronkelijke gebouw opnieuw leesbaar te maken als viénnoiserie.

Rundergebouw (1908-1909)

Emile Thielens ontwierp dit gebouw in pittoreske, landelijke of cottagestijl, typerend voor deze periode rond en juist na de eeuwwisseling. De indeling van de binnenruimte getuigt nog van een museale opstelling waarin dieren getoond werden aan de bezoeker zoals in een museum. 

De daken en goten, de gevels en het buitenschrijnwerk werden in 2016-2017 gerestaureerd.

Panoramaperk (1909-1911)

Het Panoramaperk werd ontworpen door Emile Thielens in samenwerking met tuinarchitect P. Jaquet, hoofdhovenier L. Blockx en rocailleur F. Dumilieu. Het ‘gebouw’ werd in eerste instantie ontworpen om het zicht op het Centraal Station te verbergen. 

Het werd een overbrugd buitenperk zonder tralies, waarbij enkel rotsen en een gracht de dieren van de bezoekers scheidden. De dienstruimten werden onder de rotspartij ingericht. Het was één van de eerste constructies in gewapend beton in België. Na de Tweede Wereldoorlog werden de dienstruimten uitgebreid met een laboratorium. Nu huizen er dromedarissen en leeuwen in het perk.

Aquarium en Reptielengebouw (1909)

Emile Thielens ontwierp dit gebouw in samenwerking met rocailleur F. Dumilieu. Hierbij stapelde hij twee dierenverblijven, een aquarium en een reptielenverblijf, op elkaar en gaf ze een aparte toegang. Het werd een Griekse tempel met Dorische zuilen op een kunstrots. 

In 2014 werd de ruimtelijke beleving van de aquariumhal hersteld en werd er op het uiteinde aan rifaquarium geïnstalleerd.

Stallen voor watoessi’s en bizons (1937)

Deze stallen in landelijke stijl, ontworpen door Emiel Van Averbeke, werden gebouwd op de fundering van de ‘Grote volière’ die in 1935 werd afgebroken, nadat deze tijdens de Eerste Wereldoorlog werd vernield. De stallen werden in 2016-2017 gerestaureerd.

Kiosk (1947)

Dit gebouw werd ontworpen door René Grosemans ter vervanging van het in de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd geraakte exemplaar. De Kiosk speelde van bij het begin van het ontstaan van de dierentuin een belangrijke rol omdat er concerten werden gegeven voor leden. Het gebouw behoudt nog steeds een centrale plaats op het inkomplein.

Mensapengebouw (1957-58)

Het ontwerp van René Grosemans leunde aan bij de stijl van Expo ’58. In het gebouw werden de nieuwste technieken toegepast zoals vloerverwarming en een regelbare verluchting en vochtigheidsgraad.

De uitbreiding en restauratie van 1989 veranderden het uitzicht ingrijpend. De buitenperken werden vergroot en overdekt en de grachten gesupprimeerd. In 2016-2017 werd het gebouw uitgebreid met een buitenperk voor gorilla’s en chimpansees.

Jubileumcomplex of Roofdierenverblijf (1967-68)

René Grosemans ontwierp dit gebouw om het Centraal Station aan het zicht te onttrekken. Het werd een zeer functioneel gebouw dat de visie van directeur Walter van den bergh moest verwezenlijken. 

Om zoveel mogelijk dieren op een de beschikbare oppervlakte te tonen, ging Grosemans in dit gebouw de dierenverblijven ‘stapelen’ met onderaan de verblijven door grote katachtigen, op de eerste verdieping een Nocturama en op de tweede verdieping een dolfinarium -nu enkel voor zeeleeuwen- en roofvogelvolières. Door de beplanting wordt het gebouw deel van het tuinlandschap.

Wil je graag nog meer te weten komen over onze gebouwen? Neem dan een kijkje op de Inventaris van het Onroerend Erfgoed.